Seminar 2004

Hieronder het verslag van het Nigella Future Seminar 2004, welke eerder gepubliceerd is in Tennis & Coach

'Voor Federer zou ik alles doen' 

 

Het geheim van tenniscoach Sven Groeneveld is om altijd eerst met de wapens van zijn spelers aan de slag te gaan. Dat levert op korte termijn resultaten en dus geld op. Na een vierde periode met Mary Pierce is de coach uit Weesp even vrij man. Maar stilletjes hoopt hij op een telefoontje uit Zwitserland.

In het internationale tenniscircuit is hij misschien wel de bekendste Nederlandse travelling coach van dit moment. Toch is Sven Groeneveld (39)  in Nederland zelf vrij onbekend. Sommigen weten dat hij met Monica Seles heeft gewerkt. Anderen dat hij de coach was van Mary Pierce. Ja, wás, want vlak voor haar recente zege in Rosmalen scheidden voor de vierde en waarschijnlijk de laatste keer de wegen tussen Groeneveld en de française.

Maar nooit begeleidde hij een Nederlandse topspeler en daarom is hij veel minder bekend dan landgenoten als Alex Reijnders (ex-coach Sjeng Schalken) of Hugo Ekker (coach Raemon Sluiter). Het rijtje toppers waarmee Groeneveld de afgelopen vijftien jaar werkte is echter vele malen indrukwekkender: Monica Seles, Mary Pierce, Aranxta Sanchez, Mary Joe Fernandez, Michael Stich, Greg Rusedski, Mario Ancic en Nicolas Kiefer.

Groeneveld hield onlangs voor het eerst een lezing in Nederland. Hij was slotspreker op het zomerseminar van de VNT, dat gehouden werd op 2 juli in Heerhugowaard. Groeneveld kwam als speler niet verder dan de 7de plek op de Nederlandse ranglijst. ‘Internationaal heb ik het niet gered. Tennisleraar worden kwam aanvankelijk niet in mijn hoofd op, want dat zag ik als een bewijs voor mijn falen als speler.’

Tot hij in 1991 het verzoek kreeg om een week met Monica Seles te sparren in Japan. ‘Seles was toen net een week nummer 1 van de wereld. Er ging een wereld voor mij open. Zoveel discipline! Ik was in één klap om. Reizen, coachen, ik zag dat wel zitten.’
Seles won het toernooi en prompt kreeg Groeneveld een contract aangeboden van een Japans bedrijf. Maar Seles belde opnieuw en Groeneveld besloot zijn hart en principes te volgen. Uiteindelijk was hij elf toernooien betrokken bij het begeleidingsteam van Seles, waarvan ze er tien won.

 

Wapens

Dankzij die ervaring met Seles kon Groeneveld direct de stap maken van hitting partner naar volwaardig coach. Hij werkte daarna eerst een aantal jaren vooral met vrouwen (Pierce, Sanchez, Date, Fernandez). Vanaf 1995 werkte hij vaker met heren (Stich, Rusedski, Haas, Kiefer, Ancic). Heren of dames, wat Groeneveld vooral geleerd heeft is dat hij resultaten en geld in het laatje, moet brengen. ‘De carrière van proftennissers wordt steeds korter. In vijf tot tien jaar moeten spelers de buit binnenhalen. Als ze drie jaar kunnen pieken is het meegenomen. Een coach moet dus op korte termijn resultaten boeken. ‘Mijn aanpak is altijd geweest om van de sterke kant van een speler uit te gaan. Je kunt beginnen met de zwakke slagen, maar de kans is groot dat het zelfvertrouwen daaronder lijdt.’
‘Mary Pierce was fysiek niet de beste in 1994. Ze was altijd maar bezig om sneller te worden. Wij, de mensen in haar begeleidingsteam, hebben haar toen duidelijk gemaakt dat ze nooit echt sneller zou worden en dat ze beter aan haar slagen kon gaan werken. Dat haar slagen zo goed moesten worden dat zij kon dicteren en dat haar tegenstanders het loopwerk moesten doen.’
Hetzelfde zou volgens Groeneveld ook een goede strategie zijn voor de jonge Michaëla Krajicek. ‘Als ze fysiek niet of nog niet top is, werk aan haar slagen en speel meer toernooien op snelle banen.

Voornamelijk focussen op de al sterke slagen van de speler, het heeft Groeneveld geen windeieren gelegd. Maar natuurlijk kwamen soms ook de zwakkere schakels aan bod. Zo werkte hij met Michael Stich aan diens forehand. ‘Tegenstanders bestookten hem altijd aan zijn mindere forehandkant. Ik wilde dat hij eerst zijn racket naar achteren zou brengen inplaats van eerst zijn elleboog . We hebben daar in de winterperiode al aan gewerkt. Maar door blessures liep zijn winterseizoen stroef. In Rome pakte Stich de draad pas weer op, maar hij zag Roland Garros helemaal niet zitten en wilde zich direct gaan richten op Wimbledon. Per fax heb ik hem toen laten weten dat hij zijn beslissing moest heroverwegen. Gewoon om wedstrijdritme op te doen. Uiteindelijk speelde hij zijn beste Roland Garros, hij verloor pas in de finale van Kafelnikov. Vooral dankzij die sterk verbeterde forehand.’

 

Toilet schoonmaken

Maar doorgaans blijft de richtlijn: beperkingen moet je accepteren. ‘Greg Rusedski had geen backhand die hij erlangs kon slaan. Ik heb geprobeerd die backhand te verbeteren. Eenmaal in het toernooi van Parijs Bercy versloeg hij mede dankzij een paar belangrijke backhand passings Sampras. Maar het meeste succes heeft Rusedski behaald door uit te gaan van zijn wapens. Zijn service uiteraard, maar ook zijn forehand. Hij slaat zijn forehand met extreem veel spin en in combinatie daarmee is zijn backhand slice lastig genoeg. En vergeet zijn snelheid niet. Mensen zien dat niet, maar Rusedski is een echte atleet. Hij is snel op de baan, maar kan ook een goede 200 en 400 meter lopen. Hij is bovendien de meest gedisciplineerde speler met wie ik gewerkt heb.’

Aan het begin van zijn loopbaan had Groeneveld het geluk om met Seles te werken, in 1997 viel hij als bondscoach van Zwitserland opnieuw met zijn neus in de boter. Op het gloednieuwe nationale trainingscentrum liep de 16-jarige Federer rond. Toen het centrum amper geopend was gooide de jonge Zwitser al zijn racket door een reclamedoek ‘Toen al was hij een grote belofte, maar zijn straf stond vast: tien dagen lang de groundsman helpen en o.a. de wc’s schoonmaken. Het was niet de laatste keer dat we met hem de strijd moesten aangaan. Hij was fysiek heel lui en mentaal niet sterk. Het was soms letterlijk een kwestie van stoeien om hem aan het werk te krijgen. Dus keerde ik hem met bed en al op zijn kop in zijn hotelkamer, zodat hij in ieder geval iets deed. We speelden ook veel andere sporten met hem, voetbal, tafeltennis, squash. Door die andere sporten is zijn hitting zone zo groot geworden.’
Vrouwencoach, mannencoach, Groeneveld heeft aangetoond dat hij beide kan zijn, ook al is het een wereld van verschil. ‘De communicatie met een man is veel directer. Bij heren is het daarom meer begeleiden, bij dames heb ik een meer leidende rol. Mary Joe Fernandez, een heel intelligent en aardig meisje, stelde zich volledig afhankelijk op van haar coach. Hier zijn mijn rackets, gripjes en snaren, was zo ongeveer haar eerste opmerking toen we begonnen.’

Bij Stich was het meteen duidelijk met wat voor ego’s je bij de mannen te maken hebt. ‘Ik haalde hem op van het vliegveld. Hij was bij Bollettieri voor een trainingstage. “Ik sla geen bal meer, dus zeg jij het maar”, was zijn eerste reactie. “Ok, ik haal je morgen om 9.00 uur op”, zei ik. “Nee, ik begin pas om tien uur”, was zijn reactie. “Hoho, net zeg je dat ik moet bepalen en nu wil je zelf bepalen.” De toon was gezet, maar een week later won hij wel een toernooi.’

Het belang van het fysieke en de mentale kant van tennis heeft hij de afgelopen jaren zien toenemen. ‘Ik besteed er veel aandacht aan en zorg dat ik zo vaak mogelijk bij de conditie- en krachttrainingen aanwezig ben. Alleen dan kun je goed beoordelen hoe zwaar de speler getraind heeft, zodat je de training er op aan kan passen. Ik laat spelers ook vaak fysiek trainen vóór de baantraining. Ik krijg daar veel commentaar op van spelers. Maar waar vallen de beslissingen? In de derde of vijfde set en in de latere fase van een toernooi, als ze moe zijn. Ik wil zien wat ze doen als ze moe zijn.’

Voorlopig is Groeneveld terug in Nederland. Wie zijn volgende speler wordt weet hij niet. Hij heeft wat gesprekken gevoerd met de KNLTB, maar die hebben nog niet tot een nieuwe baan geleid. Ondertussen werkt Groeneveld voor het eerst met een Nederlandse speler. Niemand minder dan Diederik de Groot, de talentvolle speler die er bij Jong Oranje en ook later bij een Amerikaanse universiteit om disciplinaire redenen uitgegooid werd. ‘Hij is nu 22, een jongen met nog altijd veel potentie. Hij is er helemaal uit geweest en daarom is hij nu 80% van zijn tijd bezig met fysieke training o.l.v. Allistair McCaw. We zullen zien waar het toe kan leiden.’
Maar hij zou het geweldig vinden om weer met Federer te kunnen werken. ‘Hij inspireert mij, als speler en als persoon. Federer haat druk en heeft zichzelf daardoor zo verbeterd dat hij die druk niet meer voelt. Hij is daardoor ook volledig onafhankelijk geworden en kan zonder coach Grand Slams winnen. Maar om op dat niveau te blijven moet je continu verbeteren. Daarom zal hij op den duur weer een coach nodig hebben. Als ik met hem zou kunnen werken, zal ik er alles aan doen om dit mogelijk te maken.’

 

Streamer

‘Ik begin altijd met hun wapens’
 

Werkervaring Sven Groeneveld

  • 1991 – 2004  Opleiden en coachen van professionele spelers.
  • Naoko Sawamatsu, Japan ‘91                                                                                                                                                                      
  • Monica Seles, USA ‘91-‘92                       
  • Mary Pierce, Frankrijk ‘92, ‘94-‘95, ‘96-‘97, ‘03-‘04   
  • Kimiko Date, Japan ‘93                             
  • Betsy Nagelssen, USA ‘93                       
  • Aranxta Sanchez-Vicario, Spanje ‘93-‘94
  • Michael Stich, Duitsland ‘95-‘96
  • Mary Joe Fernandez, USA ‘97
  • Greg Rusedski, England ‘98-‘00, ‘01-‘02
  • Nicolas Kiefer, Duitsland ‘00-‘01
  • Tommy Haas, Duitsland ‘01
  • Mario Ancic, Croatie ‘02-‘03
  • 1997 – 1998 Vaste functie bij Zwitserse tennisbond
  • Bondscoach dames en heren Zwitserse Tennis Bond ‘97-‘98
  • Leiding over nationale trainingcentrum, waaronder de toen 16-jarige Roger Federer
  • (einde kader)

 

Concentratie, je hebt het of je hebt het niet

 

Concentratie bepaalt vaak het verschil tussen winst en verlies. Maar wat is concentratie precies en hoe krijg je het? Sportpsycholoog Jan Huijbers leerde de deelnemers van het zomerseminar van de VNT dat het zoeken naar concentratie afhankelijk is van je karakter.

Tekst: Marcel Crok

“Concentreer je nou!”, naast het al even nietszeggende “kom op nou!”, is het een van de meest gehoorde aanmoedigingen tijdens tenniswedstrijden. Als concentratie zo simpel was op te roepen, dan zou de baan van sportpsycholoog Jan Huijbers niet bestaan. Huijbers is gespecialiseerd in de begrippen concentratie en aandacht.

Sinds jaar en dag geeft Huijbers mentale training aan topsporters, teams, coaches en scheidsrechters. Hij is verbonden aan het NOC*NSF en het Olympisch Steunpunt Amsterdam. Daarnaast geeft hij gastcolleges sportpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Vrijdag 2 juli was hij spreker op het zomerseminar van de VNT in Heerhugowaard.

Daar probeerde hij de aanwezige tennisleraren de grondbeginselen van concentratie en aandacht bij te brengen. ‘Wat is concentratie voor jullie?’, was zijn openingsvraag aan de deelnemers. Er kwamen vele antwoorden: dat je geen gedachten hebt, dat alles vanzelf gaat, dat je alles heel helder ziet, dat de tijd langzamer lijkt te gaan, dat het net een droom lijkt. Past volgens Huijbers inderdaad allemaal in het begrip concentratie. Zelf komt hij met een lijstje van vier kenmerken. De belangrijkste is dat concentratie absoluut is, dat wil zeggen je zit erin of niet. Je kunt niet een beetje geconcentreerd zijn. En ook het begrip overgeconcentreerd kan in de prullenbak. Dat bestaat gewoon niet.

Een andere kenmerk van concentratie is volgens Huijbers dat het individueel bepaald is. Iedereen ervaart het anders en het is ook niets verhullend. Je ziet de speler in zijn naakte waarheid. Concentratie gaat ook gepaard met een passie voor ervaren. Alles is simpel, voor de hand liggend. Handelingen zijn puur functioneel, koel. Er is sprake van direct bewustzijn: zien, voelen, doen. Er zit geen “ik” meer tussen.

 

Gorillapak

Helemaal opgaan in een tv-programma heeft niets met concentratie te maken, vindt Huijbers. ‘Dat is absorptie, geen concentratie.’ Om het begrip aandacht te introduceren en de relatie tussen aandacht en concentratie beschrijft Huijbers een experimentje met judoka Dennis van der Geest. ‘Een willekeurig persoon krijgt de opdracht om Van der Geest omver te duwen. Dat lukt met geen mogelijkheid. Totdat we Van der Geest een simpele denkopdracht geven, bijvoorbeeld een rekensommetje. Prompt blijkt het kinderspel om hem omver te duwen.’

Iemands aandacht kan dus betrekkelijk eenvoudig afgeleid worden, waardoor er geen concentratie meer is voor de oorspronkelijke handeling. Het is ook moeilijk om je aandacht bij meer dan één opdracht te houden, getuige een tweede experiment dat Huijbers aanhaalt. Een groep van vijftig mensen kijkt naar een basketbalwedstrijd. Ze krijgen de opdracht om te tellen hoe vaak het gele team de bal naar elkaar overspeelt. Na afloop wordt echter niet gevraagd hoe vaak dat was, maar of de mensen iets vreemds is opgevallen. Niemand had echter iets gezien. Slechts twee deelnemers, die halverwege de tel kwijtgeraakt waren en dus gestopt waren met de opdracht, hadden gezien dat er een man in een gorillapak door het veld liep!

Hoe kan je in concentratie komen en blijven? Die vraag zullen alle sporters wel stellen als ze bij Huijbers aankloppen. Het antwoord hangt volgens Huijbers af van je persoonlijkheid. ‘Het belangrijkste is of je introvert of extravert bent. Extraverte mensen vinden focus in hun gevoel, introverte mensen moeten juist hun ogen gebruiken. Raymond van Barneveld, die introvert is, zegt vaak: ik voel in de training maar in de wedstrijd kijk ik ze erin.’

Een aantal deelnemers betitelde zichzelf als extravert, maar volgens Huijbers zijn er veel meer introverte dan extraverte mensen. Dus bij twijfel ben je waarschijnlijk toch introvert. Met een simpel schema, dat gebaseerd is op een model van de Amerikaanse sportpsycholoog Robert Nideffer, gaf Huijbers de eerste richtlijnen voor het focussen tijdens wedstrijden. Je hebt vier kwadranten, smal-introvert, smal-extravert, breed-introvert, breed-extravert. Huijbers, zelf ooit een tafeltennisser, zit in de groep breed-introvert. ‘Ik ben het type van de verstrooide professor. Een dromer, met een brede blik, de gedachten en gevoelens waaieren alle kanten uit. Maar wel intern gericht, op het eigen gevoel. Om in concentratie te komen zal ik de tegenovergestelde aandachtstijl moeten kiezen, ik zal dus smal-extern moeten focussen. Ik zal mijn ogen dus moeten gebruiken en me moeten richten op een klein detail. Omgekeerd, iemand die breed-extravert is zal zijn aandacht dus smal-intern moeten richten, dat wil zeggen zal op zijn gevoel moeten gaan zitten.’

 

Hele beweging

Nideffer heeft een uitgebreide test ontwikkeld, de Test of Attentional and Interpersonal Style (TAIS) om uit te maken in welke categorie iemand thuis hoort. Huijbers laat de deelnemers een simpele oefening doen om een eerste indruk te krijgen. We moeten met een bal op een stoel of doos mikken. Bij de eerste poging gaat de aandacht vooral uit naar het moment van loslaten (smal-intern), bij de tweede worp naar de hele beweging (breed-intern). De derde keer kijk je naar een detail in de doos (smal-extern) en bij de vierde worp kijk je naar de doos en de omgeving (breed-extern). De aandachtstijl die je het beste ligt zou ook het beste resultaat moeten geven. Het blijkt echter nog niet zo eenvoudig om met dit simpele proefje een uitspraak te doen over je eigen voorkeur.

Misschien volstaat daarvoor een uitgebreide cursus wel. Bert van der Heiden, trainer bij Goldstar in Amsterdam en daarnaast bij verenigingen in Driemond en Almere, volgde twee jaar geleden een cursus bij Jan Huijbers. Hij gebruikt het vrijwel dagelijks in zijn lessen, laat hij vanaf zijn zeiljacht weten: ‘We hadden de mazzel dat zich slechts enkele deelnemers hadden aangemeld. Naast mij tennistrainer Huib Troost en verder een bondscoach van het zeilen en van rugby. Je leert mensen typeren volgens het model van Nideffer, maar ook doelen stellen en visualiseren. Hoe vaak denken we niet “als de bal maar niet in het net gaat” en prompt gaat de bal inderdaad in het net. Het is dus veel beter om beelden op te roepen van bewegingen die je juist wel wilt maken.’

Van der Heiden laat zijn leerlingen regelmatig serveren vanaf de servicelijn. De bal hoeft dan niet in het vak te komen. ‘Als mensen vanaf de baseline serveren zijn ze toch altijd bezig met het vak, ook al zeg je dat ze alleen op de beweging, het ritme moeten letten. Door vanaf de servicelijn te serveren komen mensen dus gemakkelijker bij hun gevoel.’ Van der Heiden probeert ook uit te vissen wat voor types zijn spelers zijn. ‘Ik laat ze bijvoorbeeld een rally spelen en geef dan steeds kleinere doelen. Mensen die goed kunnen focussen op zijn klein doel, zijn dus smal-extern gericht. Het kan natuurlijk ook liggen aan een technisch gebrek.’
Van der Heiden hoopt dat Huijbers een vervolgcursus gaat geven. Hij zal zeker weer van de partij zijn.

 

Informatie

De website van Robert Nideffer: http://www.enhanced-performance.com/
Vereniging voor SportPsychologie in Nederland: www.vspn.nl