Collegetennis Roy Hartsuiker

Special College Tennis

Bliksemcarrière in de VS

 

Je wilt al jong op een hoog niveau training kunnen geven, maar je niet bezig houden met alle administratieve en andere zaken die daar omheen spelen. Je wilt je geen zorgen maken over budgetten, trainingsbanen, medische begeleiding of sponsorperikelen van je pupillen. Dan is het zaak om coach te worden op een Amerikaans college. Jeroen Joling, Mark Beyers en Rutger Vliegenberg over hun ervaringen in Amerika en de verschillen.

Tekst Roy Hartsuiker

Jeroen Joling (27) was trainer in Waddinxveen en besloot na zijn HBO-diploma te gaan reizen, Futures te spelen en ondertussen in Amerika te peilen wat de mogelijkheden waren. Hij studeerde af in Boston in sportpsychologie, terwijl hij daar gelijktijdig assistent-coach was van het damesteam. ‘Ik heb altijd ambitie gehad, dus heb ik ook bewust voor Amerika gekozen.’
Joling zit al sinds 2002 in Amerika en is op het ogenblik assistent-coach van het vrouwentennisteam van de Universiteit van Arkansas. Deze universiteit hoort bij de top 5 van meest succesvolle universiteiten op sportgebied. Het damesteam zit nu bij de top 15. Joling haalde zijn trainingspapieren in Amerika: USPTA, prof 1 in 2002 en afgelopen jaar de High Performing Coaching Course.
Volgens Joling is het voor spelers zeer aantrekkelijk om college tennis te spelen. ‘Het voordeel voor de speelsters is evident. Je bent rond de 18 jaar, traint op heel hoog niveau met een internationale groep, alles wordt betaald als je een full scholarship hebt, je haalt je bachelordiploma rond je 22e en kan als je nog drive genoeg hebt mee op het profniveau.‘

 

Alles is geregeld

‘Alles staat hier in dienst van de sport, maar de spelers zelf moeten hun drive meenemen. Anders slaag je niet op dit niveau.’ Joling schat het niveau van zijn damesteam in rond de 600e plek op de WTA-lijst. ‘Alles wordt geregeld. De faciliteiten zijn allemaal op loopafstand: binnenbanen, buitenbanen, krachthonk, atletiekbaan, twee fulltime kracht/conditietrainers, drie trainers specifiek voor de tennisteams, een volledig medisch team eromheen.’ Het jaarbudget voor de tennisafdeling van de universiteit ligt rond de $ 600.000, ook voor salarissen van de coaches etc. ‘En alles wordt gesponsord: kleding, rackets, noem naar op. Daarnaast worden alle reizen binnen Amerika door de universiteit betaald en vooraf geregeld, inclusief hotels, trainingsbanen etc.’

Zijn werk is ook heel divers, vindt hij zelf. ‘Trainen met die meiden, coachen tijdens wedstrijden, scouten en aantrekken van nieuwe meiden, vooral vanuit West- en Midden-Europa, daarnaast organiseren van alles om die meiden beter te maken, in overleg met de andere coaches.’

Het betekent een deel van het jaar reizen in Amerika, als binnen de conference de competitie wordt afgewerkt. Van januari tot eind mei zijn er twintig ontmoetingen tussen colleges, waarbij zes enkelspelen en drie dubbels worden afgewerkt.
Dan vanaf eind augustus tot december kunnen de dames hun eigen route volgen met Futures en $10.000- of $25.000-toernooien, ook in hun geboorteland. Joling reist dan mee met een deel van de groep naar Europa om enkele van zijn dames te coachen tijdens deze periode en tevens te kijken of er nog nieuwe meiden zijn die in aanmerking kunnen komen voor het nieuwe seizoen.
Hij denkt dat als hij hetzelfde niveau in Nederland had willen bereiken, hij daar niet op zijn 27e was gekomen. ‘Ik heb nu een internationale omgeving waarin ik werk, negen meiden van acht verschillende nationaliteiten, ik reis de wereld over, kan gebruik maken van alle voorhanden faciliteiten, heb een vast salaris, een plek om te wonen en ik doe ontzettend veel contacten op over de hele wereld. Dat had me in Nederland zeker vijftien jaar gekost, als het al voor elkaar was gekomen. Want financieel gezien kunnen ze daar in Nederland niet tegenop, als je dit niveau wilt handhaven of verbeteren.’

‘Onze eerste dame is de beste dame in het Amerikaanse collegetennis. Ik had de mazzel dat ik haar mocht coachen toen ze dat kampioenschap won. Toen was ik nog maar net betrokken bij de coaching op de Universiteit van Arkansas, maar het was wel een goed visitekaartje voor me.’

 

Momentum

Vincent van Gelderen (41) is het met Joling eens wat betreft de diversiteit van de taken van de coach en de internationale omgeving. Maar voor het niveau hoef je niet meer naar Amerika, vindt hij. ‘De verschillen zijn minder groot dan 25 jaar geleden, de sport is mondialer geworden. Ik vind het niveau in Nederland nu hoger dan in Amerika, zowel van de coaches als van de spelers. Het opleidingssysteem zoals dat nu hier functioneert, zit goed in elkaar. Ik denk dat als je in Nederland blijft, dat je dan beter wordt.’
Hij vertrok bijna 25 geleden naar Clemson University in South-Carolina om daar nog beter te worden. Nu is hij onder andere coach van vele nationale kampioenen en directeur van zijn eigen tennisschool en sportcentrum De Kloek in Midden-Beemster. ‘Wat me het meest is bijgebleven is een term waar mijn coach, Chuck Kriese, bekend mee is geworden. Hij introduceerde 25 jaar geleden al de term ‘momentum’. Ik ga nog steeds op zoek naar de flow in een wedstrijd.’

‘Toen was Amerika een van weinige mogelijkheden om een betere tennisser te worden. Je wordt onderdeel van een enorme vergaarbak van subtoppers, kunt tennissen en studeren in een veilige omgeving, je leert zelfstandig worden. Dat nemen ze je nooit meer af.’ Van Gelderen zat vier jaar op de universiteit, haalde zijn diploma en werd in die jaren twee keer All American Champion.

 

Het zwarte gat

Hij ziet ook het nadeel van het collegesysteem. Als je het niet redt volgt het beruchte zwarte gat. ‘Dat loslaten is natuurlijk ontzettend moeilijk, helemaal als je de leeftijd van die mensen in ogenschouw blijft nemen. Een van de mogelijkheden die je dan hebt, is daar blijven en zorgen dat je als coach aan de bak kunt. Ik kan me voorstellen dat dat voor veel tennissers dan een prima plek is.’
‘Alles is er, de omstandigheden worden gevormd om de sport heen, alles zit dicht bij elkaar, de begeleiding is geregeld, nieuwe ontwikkelingen kunnen snel worden doorgevoerd. We hebben in Nederland natuurlijk niet stilgezeten en veel geleerd
van dat systeem. Ook hier kunnen we nu voor onze kerngroep een fysiotherapeut inschakelen, de bondsarts is beschikbaar, we kunnen specialiseren in het werken met jonge kinderen.’

Omdat hij kan vergelijken ziet Van Gelderen wel als grootste verschil dat het in Amerika meer gaat om de ontwikkeling van een jongvolwassene, in Nederland wordt er veel sneller naar resultaten gekeken.

‘Het gaat nu, zowel daar als hier, niet alleen om je sportniveau. Je moet een studie willen en kunnen volgen. Als je die niet haalt kun je je scholarship daar vergeten. Wij hebben nu ook in Nederland de mogelijkheden, met de speciale LOOT-scholen, met de Johan Cruyf Academie. Verder zijn de eisen ongeveer gelijk. Je moet prestaties leveren, leren omgaan met zelfstandigheid, met verschillende nationaliteiten en karakters in een team. Je moet zelf je drive en je motivatie meenemen, wij en de colleges in Amerika zorgen voor de rest.’

‘Alleen gaat het daar om miljoenen dollars per college, opgebracht door de alumni en de sponsors. Hier praat je over enkele miljoenen voor een heel land, deels opgebracht door leden van de tennisbond. Dat blijft het grootste verschil.’

 

Nog veel onwetendheid

‘Ik ben het meest trots op het feit dat ik bijdraag aan de ontwikkeling van jonge mensen, ongeacht wat ze later willen worden. Die kans krijgen ze hier in een veilige omgeving.’ Met die woorden onderstreept Mark Beyers (38), head-coach van het damesteam van de universiteit van Mississippi de woorden van Van Gelderen.

Hij vindt het grootste cultuurverschil nog steeds dat ‘als je hier iets wilt bereiken dat wordt gewaardeerd. In Nederland wordt je dan nog steeds vreemd aangekeken.’ Daarnaast vindt hij het jammer dat er nog veel onwetendheid is over het college tennis. ‘Wat moet je precies doen, waar moet je zijn, wat is het verschil in niveaus tussen een topuniversiteit en een lager college?’

Hij vindt wel dat Nederlandse spelers en speelsters die naar Amerika gaan een streepje voor hebben. ‘Onze vooropleiding qua school is goed, daar kunnen ze prima mee aankomen hier. Ook in het tennis is Nederland qua technische opleiding voor de jeugd erg goed. Dat staat internationaal goed aangeschreven. Mentaal zijn er nog wel wat verbeteringen mogelijk. De druk die je hier ervaart, vanuit je team, vanuit de colleges is groter dan wat ze in Nederland gewend zijn. Maar goed, daar zijn we coach voor geworden.’

 

‘Ik miste de cultuur’

Dat Beyers coach zou worden had hij lang niet verwacht. Hij speelde vier jaar als student voor Armstrong University en keerde daarna in 1991 terug in Nederland. Na een jaar hier weer aan een studie te zijn begonnen en veel te tennissen, ontdekte hij dat hij terug wilde. ‘Ik miste de cultuur, die past bij mijn manier van denken en werken. Ik startte hier in 1992 weer een MBA-studie en werd graduate assistent van het damesteam van Armstrong State, tot 1994. Na een jaar bleek ik coachen zo leuk te vinden dat ik mijn USPTA-papieren heb gehaald en in 1995 werd ik assistent-coach bij het herenteam van Mississippi.’

Hij is nu volledig gesetteld in Amerika, getrouwd en sinds 2001 head-coach van het damesteam aan de Ole Miss, zoals de universiteit daar genoemd wordt. Hij roemt de mogelijkheden van de sportopleiding. ‘Alle sporten hier op de universiteit hebben een totaal jaarbudget van rond dertig miljoen dollar. Het damesteam krijgt daarvan $378.000 voor een heel jaar. Dat is dan inclusief scholarship voor de meiden en salarissen voor de coaches en het begeleidingsteam. Daarnaast heb je natuurlijk alle faciliteiten om te tennissen, te trainen en te reizen.’

Beyers realiseert zich dat hij in een bevoorrechte positie zit. Zijn universiteit is de enige in Mississippi. ‘Dat betekent dat we voor de grote sporten sowieso geen concurrentie hebben. In het American Footballstadion zitten wekelijks 65.000 mensen om studenten toe te juichen.’

 

Geen papiertje nodig, wel ervaring opdoen

Rutger (‘Rudy’) Vliegenberg (23) is sinds de zomer van dit jaar assistent-coach van zowel het jongens als het meisjesteam van Xavier University in Cincinnati, Ohio. Daarnaast studeert hij voor zijn MBA.

‘Ik heb altijd al coach willen worden. Amerika bood me als tennisser de combi van tennissen en studeren, dus ben ik gelijk na de middelbare school daar heengegaan. En mijn tennisresultaten hebben me geholpen om coach te worden.’
Vliegenberg, die in Nederland trainde bij Henk van Hulst, was als speler de nummer 1-speler van Washburn University en twee jaar achtereen Most Valuable Player in zijn divisie. Hij haalde daarnaast zijn diploma psychologie.

‘Zolang ik hier studeer ben ik ook de assistent-coach. Maar ik denk niet dat dit voor mij het eindpunt is. Ik heb vorig jaar de hele zomer gewerkt op de Evert Tennis Academy in Boca Raton (Florida) en wat ik daar heb ervaren was helemaal geweldig. Veel intensieve trainingen, individueel gericht, heel goede coaches. Dat heeft mijn ogen geopend. Dat wil ik ook bereiken. Maar eerst nog een aantal jaren ervaring opdoen. Dan is een college een prima plek.’

Hij denkt dat als de kansen in Amerika voor een topcoachbaan zich niet voordoen, hij dan terugkeert naar Nederland. Dan zal hij ook hier zijn diploma’s gaan halen om les te geven. ‘Je hebt hier in principe dat papiertje niet nodig. Ik denk ook dat de opleiding in Nederland veel beter dat dat van de USPTA. Dus daar wacht ik mee tot ik ben afgestudeerd.’

Een van de zaken die hij vreemd blijft vinden in het college tennis is dat de coach bij iedere wedstrijd op de baan mag zitten. ‘Ik doe dat zelf niet, maar het mag. Ik vind dat ze het zelf moeten oplossen in de wedstrijd en dat je na afloop samen moet evalueren. Daar worden ze sneller volwassen van. Ze zijn ten slotte allemaal rond de twintig jaar, dat moeten ze zelf kunnen.’
‘Wat ik het grootste verschil vind? In Nederland zijn de mensen wat gemoedelijker om mee om te gaan. Amerikanen hebben altijd haast en contacten blijven daardoor toch wat oppervlakkiger.’

 

Streamers

Jeroen Joling: ‘In Nederland had ik dit nooit op mijn 27e bereikt’
Vincent van Gelderen: ‘Ik vind het niveau in Nederland nu hoger dan in Amerika’
Mark Beyers: ‘De druk die je hier ervaart vanuit het team is groter dan wat spelers in Nederland gewend zijn’
Rutger Vliegenberg: ‘Ik vind dat spelers het zelf moeten oplossen in de wedstrijd en dat je na afloop samen moet evalueren’