collegetennis spelers Henk Abbink

Special College Tennis

Amerikaanse tennisdroom

 

Steeds meer Nederlandse spelers maken de overstap naar de VS om college tennis te spelen. Het is een ideale combinatie van sport en studie en soms, zoals bij Paul Haarhuis en Manon Bollegraf, een springplank naar de top. We laten diverse spelers aan het woord en geven tips voor het vinden van een geschikte universiteit.

Tekst Henk Abbink

Het college tennis circuit in Amerika is bijna perfect georganiseerd. De sportmentaliteit wordt al gekweekt vanaf de lagere school. Studie en sport gaan hand in hand in het Amerikaanse onderwijssysteem. Sport wordt gestimuleerd en ben je goed in sport dan kan je studie met een athletic scholarship (sportbeurs) bekostigd worden. Sport gaat echter niet ten koste van de studie. Haal je slechte cijfers dan word je uit het schoolteam gegooid. Uitkomen voor je school of universiteit is een privilege.

Het sportgevoel en het meeleven met schoolteams in Amerika van zowel medeleerlingen, leraren als ouders en lokale bewoners, is iets dat we in Nederland niet kennen en daarom moeilijk te beschrijven. Dat moet je beleven. De tribunes zitten al vol tijdens lokale en regionale kampioenschappen van middelbare scholen (high schools). Scholen hebben eigen sportvelden, stadions en Olympische zwembaden. Kranten hebben speciale secties met high school sportverslagen. De televisie dekt het ook.

In Amerika wordt een universiteit ‘university’ of ‘college’ genoemd en op college niveau is het naar Nederlandse maatstaven al helemaal niet meer te begrijpen. Basketbal, American football en honkbal wordt voorgeschoteld aan het publiek in stadions waarin tienduizenden toeschouwers kunnen plaatsnemen. De bewoners van universiteitsteden zijn trots op hun lokale teams en betalen graag om deze in actie te zien. ESPN en andere sportzenders programmeren dagelijks live wedstrijden tussen universiteiten. Kranten staan elke dag vol met college sportnieuws. College sport is daarom ‘big business’ en schept de mogelijkheid om reclame te maken voor een universiteit.

 

Beurs

College tennis in Amerika is een schitterende manier om tennis te combineren met je studie of je nou buitenlander bent of Amerikaan. Studeren in Amerika is kostbaar. Haal je mooie cijfers dan staan vele universiteiten klaar met een gedeeltelijke of volledige beurs, afhankelijk van je cijfergemiddelde en de moeilijkheidsgraad van je studiepakket. Daarmee wordt het kiezen van een uitdagend studiepakket gestimuleerd.

Ook als je goed bent in je sport zijn er talrijke studiebeursmogelijkheden. Er zijn verschillende beurzen en divisies en er zijn verschillende wegen om een scholarship te krijgen. Voor meisjes is het in het algemeen wat gemakkelijker omdat er minder concurrentie is en bovendien is er een groter aantal beurzen ter beschikking. Voor de damesteams zijn er in het algemeen acht full scholarships beschikbaar en voor herenteams zijn dat er maar vier. Dit hangt wel af van in welke divisie de universiteit speelt.
Een full scholarship of volledige beurs bekostigt zowel studie, boeken, accommodatie, alle maaltijden, alle reiskosten van en naar wedstrijden en toernooien, hotelkosten, medische kosten (waaronder fysio), sportkleding, schoenen, snaren en bespannen. Daarnaast zijn er gedeeltelijke scholarships of combinaties van academische en tennis scholarships. Een tenniscoach haalt graag een speler met hoge cijfers binnen, want dan hoeft het tennisbudget slechts gedeeltelijk gebruikt te worden en kan er ‘academisch geld’ voor de speler aangevraagd worden waardoor er geld overblijft om de beurzen van andere spelers aan te vullen.

De Intercollegiate Tennis Association (ITA) is het orgaan dat in Amerika het college tennis administreert, stimuleert en ook de kwaliteit van het tennis en coachen bewaakt. Er zijn niet minder dan 1200 universiteiten en 1500 coaches lid van de ITA. Die universiteiten en hun meer dan 15000 tennissers spelen in NCAA (National Collegiate Athletics Assocation) divisie I, II of III, in de NAIA (National Association of Intercollegiate Athletics) divisie of divisies I en II van de Junior Colleges. Junior Colleges zijn tweejarige opleidingen tot een Associate Degree. Na Junior College kan dan de overstap gemaakt worden naar een universiteit om in de volgende twee jaar het Bachelor Diploma te halen. De ITA houdt ook de singles, dubbel en team ranglijsten bij van alle universiteiten in alle divisies.
In hun zoektocht naar een universiteit horen tennissers vaak dat het het beste is om voor een NCAA divisie I universiteit te spelen. Dat hangt geheel af van wat een speler zoekt. NCAA divisie I universiteiten zijn over het algemeen grote universiteiten met tienduizenden studenten, terwijl NCAA divisie II, III of NAIA universiteiten kleiner of zelfs heel intiem zijn. Het hangt er ook van af wat voor studie of welke combinatie van studies je wilt volgen en of je liever in een grotere stad, een staat met zon of sneeuw of een dorpsomgeving zit.
Het tennisniveau van alle divisies is zonder meer goed. Natuurlijk zijn er betere teams dan andere, maar dat heeft met de divisie waarin gespeeld wordt niets te maken. Er zijn NAIA teams en spelers die NCAA divisie I en II spelers verslaan en NCAA divisie II en III spelers en teams die divisie I teams verslaan. Zo zijn ook de verschillende Conferences (Regio’s) waarin men speelt bepalend voor de sterkte van een bepaalde divisie.

Een perfect voorbeeld is Paul Haarhuis (zie kader). Hij begon bij het kleine Armstrong State College dat nu NCAA divisie II speelt en is pas zijn laatste twee jaar in divisie I gaan spelen bij Florida State University. Voor en na Haarhuis hebben meerdere jeugdtennissers uit Nederland en andere landen gekozen om college tennis te spelen. Sommigen zien het als tussenstap naar en voorbereiding op het profcircuit, anderen als een mogelijkheid tot een onvergetelijke ervaring en om een via het tennis betaald diploma te halen. Weer anderen, zoals Haarhuis, doen beiden. We laten een aantal spelers aan het woord.

 

Laura van de Stroet, 2e jaars student Marketing

‘Amerikanen zijn gewoon gestoord als het om sport gaat’

Van de Stroet is een sophomore (tweedejaars) aan de University of Mississippi of ‘Ole Miss’ zoals het daar genoemd wordt. Haar VWO-diploma behaalde ze aan het Sint-Joris College in Eindhoven. ‘Het was altijd mijn ambitie om prof te worden, maar zo rond VWO 5 kreeg ik daar een beetje mijn twijfels over, het profbestaan leek me nogal ‘leeg’. Om nou meteen tennis helemaal op te geven en te gaan studeren in Nederland zag ik ook niet zitten. Een paar speelsters (o.a. Federica van Adrichem en Samantha van der Drift) waarmee ik trainde bij tennisschool Henk van Hulst waren al naar Amerika gegaan om college tennis te spelen en van hen kreeg ik alleen maar positieve berichten.’ Via via kreeg Laura het e-mailadres van Mark Beyers, een Nederlander die al twintig jaar in de VS zit en head coach is bij ‘Ole Miss’ Na een aantal keer bellen en mailen, kwam Beyers kijken bij de $10,000 kwalificaties in Vlaardingen en bood haar een full scholarship aan. ‘Ik trainde op dat moment bij mijn broer, Stefan van de Stroet en die stond volledig achter mijn keuze, vooral omdat hij mijn twijfels om fulltime te gaan tennissen kende. Het was waarschijnlijk wel even wennen voor hem dat ik, toch z'n kleine zusje, aan de andere kant van de wereld zou gaan tennissen en studeren.’

Laura heeft leuk contact met de andere Nederlandse spelers en speelsters hier. ‘Karen Nijssen is een van mijn team- en huisgenootjes en Bram ten Berge speelt voor het mannenteam. Samantha van der Drift, een senior (laatstejaars) bij Texas Tech en ik zijn altijd goede vriendinnen geweest. Verder zitten er bij mij in de regio heel wat meisjes uit 1988/1989: Marrit Boonstra (Florida), Myrthe Molenveld (Auburn), Anouk Tigu (Arkansas) en nog een stuk of tien bij de kleinere scholen.’

De Mississippi tennissers spelen vier individuele toernooien in het najaar waar ze met het hele team naar toe gaan. ‘Ons echte seizoen is in het voorjaar (januari-mei). In deze periode spelen we één à twee keer per weekend, meestal op vrijdag en zondag. Het ene weekend spelen we thuis, het andere weekend vliegen of rijden we (dat hangt van de afstand af) naar andere scholen.
Laura vindt de verschillen met Nederland qua tennistrainingen niet zo groot. ‘Er wordt wel heel veel aan dubbels gewerkt, wat ik in Nederland niet gewend was. De grootste verschillen zijn de krachttrainingen, de sportbeleving en de professionaliteit. Amerikanen zijn gewoon compleet gestoord als het om sport gaat. In Nederland wordt het vaak als ‘apart’ gezien als je helemaal voor een sport gaat, hier is het ‘awesome’. Qua professionaliteit is het verschil dat alles voor je geregeld en ook nog eens betaald wordt.’ Van de Stroet heeft het enorm naar haar zin ondanks de cultuurshock in het begin. Ze is heel erg blij met haar keuze om college tennis te gaan spelen. ‘Het is voor mij de perfecte combinatie van tennis, studie en het studentenleven!’

Matthijs Bolsius, 3e jaars student International Business

‘Veel coaches zijn betere coaches dan trainers’

Bolsius is Junior (derdejaars) op Azusa Pacific University in Azusa, Californië. In Juni 2006 behaalde hij zijn gymnasiumdiploma op het Pleincollege Sint-Joris te Eindhoven. Daarna begon hij met een studie aan de Universiteit van Tilburg. ‘Ik had het plan om meteen naar Amerika te gaan maar was op dat moment geblesseerd en het was onduidelijk of ik ooit nog wel intensief zou kunnen tennissen. In oktober van dat jaar kreeg ik groen licht en ben toen direct voorbereidingen voor Amerika gaan treffen. De voornaamste reden om voor college tennis te kiezen was dat ik school en tennis wilde combineren in een unieke omgeving.’

Matthijs vindt de trainingen anders dan hij in Nederland gewend was. ‘In Nederland zijn trainers altijd zeer technisch gericht bezig. In Amerika gaan ze meer uit van het spel zelf. Er wordt veel op wedstrijdsituaties getraind. Veel college coaches zijn ook betere coaches dan trainers. Spelers komen overal ter wereld vandaan en iedereen is opgegroeid met een andere tennisfilosofie. Coaching is dus meer gericht om je tactisch en mentaal sterker te maken. Ook omdat het in college tennis toegestaan is te coachen, heb ik vooral tactisch en mentaal gezien hier veel bijgeleerd.’

Matthijs heeft zijn overstap naar Amerika zelf geregeld. ‘Het kostte wat moeite maar ik wilde zelf naar Amerika dus dat had ik er graag voor over. Verder heb ik nog wel een gesprek gehad bij een bemiddelingsbureau maar het gevraagde bedrag stond niet in verhouding met de service die ze konden bieden naar mijn mening.’

Het eerste jaar kreeg Bolsius geen volledige beurs maar wel een substantieel bedrag. In het tweede jaar ging zijn scholarship al omhoog en nu in het derde jaar heeft hij een full-ride. ‘Voor sommige spelers met een imposante juniorencarrière is het heel makkelijk een grote of volledige scholarship te krijgen in het eerste jaar. Voor mij en voor vele anderen ligt dat anders. Als ik het nog een keer over zou kunnen doen zou ik een top 3 van scholen maken waar je heen wilt en deze dan bezoeken. Je investeert dan in een vliegticket maar weet wel meteen of dit de juiste keuze is en je kunt de coaches overtuigen van je kwaliteiten.’

Om in aanmerking te komen voor een college team weegt je Nederlandse ranking natuurlijk mee, maar ook je junioren ranking en je overwinningen op goede spelers tellen. ‘Ik denk dat een overwinning op een speler die al college tennis speelt en wiens niveau dus al bekend is bij coaches, zwaarder telt dan je ranking.’

In de Fall (september t/m december) speel je gemiddeld vier individuele toernooien. Tijdens het teamseizoen (van januari t/m mei) speel je gemiddeld twee wedstrijden per week. ‘Het grote aantal wedstrijden is een plus. Er staat zeker wel wat druk op de ketel maar die komt vaak ook van binnenuit. Je wilt als team zo goed mogelijk presteren en je verlangt het beste van je teamgenoten. Een ding dat je zeker leert in college tennis is dat je altijd ‘ready to battle’ moet zijn. Het komt weleens voor dat je bij wijze van spreke op een wedstrijddag nog een examen moet maken. Toch moet je er een paar uur later staan voor je team. Je kunt nooit ‘zomaar’ verliezen. De spanning maakt het ook weer super leuk. De sfeer in belangrijke college wedstrijden is ongekend.’

Matthijs trainde in Nederland bij Tim Gorree en speelde competitie voor Bastion Baselaar in Den Bosch. ‘Tim stond 100% achter mijn keuze om naar Amerika te gaan en het leek hem een geweldige uitdaging.’ Bij bezoek aan Nederland traint Bolsius nog wel eens bij Gorree of zoeken ze elkaar op. De enige speler met wie Bolsius echt regelmatig contact heeft is Bart van Monsjou. ‘Dat hij, net als ik, overweegt om in Amerika te blijven na het behalen van ons diploma zegt genoeg. Ik ben er van overtuigd dat een overgrote meerderheid van de Nederlandse tennissers hier zal zeggen dat college tennis een fantastische ervaring is.’

Bart van Monsjou, laatstejaars Industrial Engineering

‘ Je wordt hier mentaal meer begeleid’

Van Monsjou zit in zijn laatste jaar (senior) op de Universiteit van Iowa. Hij deed zijn eindexamen aan het Jacob-Roelandslyceum in Boxtel. ‘De voornaamste reden voor mij om naar de VS te gaan was dat ik geen prof wilde worden en ik wilde ook niet gewoon in Nederland gaan studeren. Het tennis zou dan op een laag pitje komen te staan. Ik wilde veel blijven trainen en ook nog een studie volgen, dus Amerika was de oplossing.’

Bart vindt dat de training prima is en dat er niet veel verschil is met Nederland. ‘Je word hier wel mentaal meer begeleid, plus al je wedstrijden worden geanalyseerd door de coaches. Dit helpt vooral je match toughness.’
Van Monsjou kreeg een 82% beurs. Dit betekent dat al zijn lessen betaald worden. Hij krijgt ook maandelijks een check om een deel van zijn huurappartement te betalen. De rest betaalt hij zelf. ‘Ik heb zelf contact gezocht met coaches hier in de VS via de website collegetennisonline.com. Ik heb tig coaches gemaild en degene die geïnteresseerd in mij waren een video gestuurd. Daarna heb ik verschillende aanbiedingen gekregen.’

Bart beaamt dat het voor meisjes een stuk gemakkelijker is om een beurs te krijgen omdat een herenteam in division I, waarin hij speelt, maar vier scholarships te verdelen heeft en het vrouwenteam acht. ‘Dit allemaal in het kader van het promoten van vrouwensporten. De universiteit is verplicht om evenveel dames- als herensporters te hebben.’

Van Monsjou trainde in Nederland bij Mike Martin en speelde competitie bij Deurne. Hij heeft nog van niemand die naar de VS ging gehoord dat ie geen mooie tijd heeft gehad. ‘Sommige spelers gaan niet erg vooruit op tennisgebied, maar dit hangt natuurlijk af van de universiteit waar je terecht komt.’

 

Haarhuis: ‘We kregen training van de geschiedenisleraar’

Verreweg de beroemdste en succesvolste Nederlandse speler die college tennis gespeeld heeft is natuurlijk Paul Haarhuis. Het verhaal luidt dat hij als ‘middelmatige’ B-speler naar Amerika vertrok en als tennisprof terugkwam. Maar klopt dat ook? ‘Ja dat klopt wel. Ik was een redelijk goede B-speler. Mijn beste resultaat was een kwartfinale op de nationale t/m 18 jaar. Na vier jaar college tennis werd ik prof en stond ik binnen dertien maanden in de top 75’, vertelt de inmiddels 42-jarige Haarhuis, die net terug is uit Dubai, waar hij met onder andere Edberg en Courier een toernooi speelde.

‘Ik was in Nederland niet goed genoeg voor de fasetraining of een tennisschool. Ik tenniste hooguit twee keer in de week en voetbalde ook. In Amerika ben ik opeens iedere dag gaan trainen, meestal van half drie tot vijf. Ik werd daardoor beter, begon potjes te winnen, wat me stimuleerde om nog harder te gaan trainen enzovoorts. Ik zat in een opwaartse spiraal.’
Haarhuis speelde de eerste twee jaar bij het vrij kleine Armstrong State College in Savannah, Georgia. Hij had geen geluk met de coaches. ‘Aanvankelijk kregen we training van onze geschiedenisleraar. Die zei dan ‘speel wat forehands cross of laten we wat volleren’. De tweede coach had meer verstand van tennis maar was heel vaak afwezig. Hij had vier kinderen en deed nog een studie, er was altijd wat. In feite was ik dus autodidact.’

Daarna verhuisde Haarhuis naar het grotere Florida State University in Tallahassee, Florida. Maar ook hier stelde de coach niet veel voor. ‘Hij was wel veel aanwezig, maar van echte trainingsprogramma’s zoals later bij Henk van Hulst was geen sprake. ‘Jongens ga maar trainen en speel daarna een potje.’ Heel soms ging hij ons drillen.’ Toch viel er achteraf niet veel te repareren toen hij bij Van Hulst ging trainen. ‘Aan mijn slagen is niet veel meer gesleuteld. Wel heb ik veel voetenwerk getraind en ook trainden we eindeloos op het slaan van ballen uit alle hoeken en standen. Of een uur serveren, dat deden we in de VS niet snel.’

 

Hema

Ondertussen ging zijn niveau echter steevast omhoog. ‘Na het eerste jaar begon ik B-toernooien te winnen, na het tweede jaar kwam ik al verder in A-toernooien en na het derde jaar werd ik tweede in het Nederlandse satellitecircuit. Ik won opeens van jongens die al drie jaar fulltime speelden en vroeger ver boven mij stonden zoals Rob Simon, Jan-Willem Lodder en Vincent van Gelderen. Ik maakte door het vele trainen een inhaalslag.’

In dat vierde jaar lukte het hem eindelijk om mee te doen aan de Amerikaanse kampioenschappen. ‘Bij Armstrong State speelden we twee jaar in een overgangsdivisie en de regel is dat je dan geen ranking krijgt. Het eerste jaar in Florida viel ik buiten de boot omdat er in dat district veel concurrentie is en omdat mijn coach niet genoeg gelobbyd had. Ik speelde in de eerste ronde tegen Ed Nagel, kwam een set voor en op matchpoint. Ik sloeg een passeerslag vol op de lijn, maar Nagel gaf hem uit. Ik verloor uiteindelijk tiebreak derde. Ik was eventjes vreselijk gefrustreerd want ik had het gevoel dat ik al veel vaker de nationale had moeten meespelen. Maar na een uurtje dacht ik, het is goed zo, ik richt me op het proftennis.’

Mede door die vroege nederlaag op de nationale en afwezigheid in andere jaren was Haarhuis in Amerika een compleet onbekende toen hij ruim een jaar later met zijn Hema-racket van John McEnroe won op de US Open. ‘In juni 1988 werd ik prof. Het eerste half jaar ging moeizaam, ik haalde net zoveel punten als destijds in een maand in het Nederlands satellite. In februari ben ik acht weken gigantisch hard gaan trainen bij Henk van Hulst en daarna speelde ik samen met Jacco Eltingh een Challenger in Nigeria. Jacco haalde kwartfinale en ik won uiteindelijk zelfs het toernooi door in de finale Karel Novacek te verslaan. Daarna ging het snel, ik kwalificeerde me in mei voor Roland Garros en haalde derde ronde en later dat jaar won ik van McEnroe op de US Open.’

Haarhuis vindt dat de route die hij gevolgd heeft nog steeds tot de mogelijkheden behoort. ‘Er staan ook nu nog spelers hoog op de wereldranglijst die meerdere jaren college tennis gespeeld hebben. Ik raad het iedereen aan die tennis leuk vindt en er meer uit wil halen en het graag wil combineren met een studie. Ik was mentaal veel verder na vier jaar universiteit waardoor de stap naar het profleven, het rondreizen over de wereld en leven in hotels, veel gemakkelijker te maken was.’
Marcel Crok

 

Veel profs uit college tennis

Recente voorbeelden van toppers die na een paar jaar college tennis met succes de stap naar het profcircuit waagden.

  • James Blake (nr. 10 van de wereld) voelde zich na een jaar Harvard klaar voor de stap.
  • De 27-jarige Duitser Benjamin Becker (hoogste ATP-ranking 38, nu 129), speelde vier jaar voor Baylor University, Texas, besloot in 2005 op 24-jarige leeftijd om prof te worden en gaat de historie in als de man die Andre Agassi in zijn laatste toernooi (US Open 06) uitschakelde.
  • De 22-jarige Zuid-Afrikaan Kevin Anderson (hoogste ranking 95, nu 104) speelde drie jaar voor University of Illinois, is prof sinds vorig jaar, steeg in zijn eerste profjaar van nr. 517 naar nr. 95 en was verantwoordelijk voor de uitschakeling van Novak Djokovic tijdens het Sony Ericsson Open Masters toernooi in Miami.
  • De 21-jarige Jesse Levine uit Florida, speelde een seizoen voor University of Florida, won 21 partijen op rij, raakte extra gemotiveerd na een uitnodiging om een maand met Roger Federer in Dubai te trainen, besloot vorig jaar prof te worden en klom van nr. 506 naar 94, staat nu 135. Levine is een lefty en is ook dit jaar weer door Federer uitgenodigd om te sparren.
  • Benedikt Dorsch uit Duitsland speelde voor Baylor University in Waco Bene, Texas en besloot in 2005 prof te worden. Hij klom naar nr. 159.
  • Sam Warburg speelde en haalde zijn Bachelor op Stanford en steeg later naar nr. 132.
  • Bobby Reynolds (26) speelde drie jaar voor Van der Bilt, werd prof in 2003 en staat nu nr. 170.
  • Amer Delic (26) kwam uit Bosnië naar Florida, speelde voor de University of Illinois, bereikte de top 100 (nr. 60) en staat nu 137.
  • Bob & Mike Bryan, vorig jaar nummer 1 in de dubbel, dit jaar nummer twee, speelden twee jaar voor Stanford University en werden profs in 1998.
  • Topsporters uit het verleden die via hun universiteit beroemd werden zijn, onder andere basketballer Michael Jordan (University of North Carolina) en tennissers Jimmy Connors (University of California) en John McEnroe (Stanford University)


Nederlandse college spelers in 2008*

  • Daniel Abbink (Fort Lauderdale) Northwood University, Florida Campus NAIA
  • Marijn Bal (Amersfoort) North Georgia College & State University NCAA Div II
  • Bram ten Berge (Maarssen) University of Mississippi NCAA Div I
  • Matthijs Bolsius (Schijndel) Azusa Pacific University, Californië NAIA
  • Marrit Boonstra (Groningen) University of Florida NCAA Div I
  • Samantha van der Drift Texas Tech NCAA Div I
  • Kristel de Groot (Amsterdam) Northwood University Florida Campus NAIA
  • Kim van der Horst (Castricum) University of Louisiana Lafayette NCAA Div I
  • Milou Israel (Breda) University of Louisiana Lafayette NCAA Div I
  • Myrthe Molenveld (Haaksbergen) University of Louisiana Lafayette NCAA Div I
  • Bart van Monsjou (Oirschot) University of Iowa NCAA Div I
  • Karen Nijssen (Heerhugowaard) University of Mississippi NCAA Div I
  • Laura van de Stroet (Waalre) University of Mississippi NCAA Div I
  • Anouk Tigu (Moordrecht) University of Arkansas NCAA Div I
     

Begin op tijd met de voorbereidingen

Heb je het in je om prof te worden? Ben je redelijk goed op school? Heb je een internationale ITF-ranking of misschien zelfs je eerste profpunten, maar ben je nog niet klaar voor de grote stap? Wil je ook de topsportmentaliteit en het studentenleven in Amerika ervaren? Zorg er dan voor dat je op tijd begint met de voorbereidingen. Ga al gedurende je een na laatste schooljaar in Nederland aan de gang met:

  1. Het op een rijtje zetten van de NCAA Div I universiteiten met toptennisteams en in topregio’s, met nadruk op tóp want niet alle NCAA Div I universiteiten en regio’s (Conferences) bieden toptennis. Er wordt ook op hoog niveau gespeeld bij Div II, Div III en NAIA universiteiten en regio’s.
  2. Vergelijken van het studieaanbod gebaseerd op jouw studie interesses.
  3. Je lijstje aan te passen gebaseerd op in welke staat je het liefst zou zitten.
  4. De scholarship-mogelijkheden vergelijken, want alleen de top 4 heren en top acht dames spelers maken kans op een full tennis scholarship in Div I en II. Haal je mooie cijfers dan is er altijd nog de mogelijkheid van een combinatie van een ‘academic’ en ‘tennis scholarship’. Op NAIA universiteiten zijn er volledige tennisbeurzen maar ook combinaties van scholarships en op Div III universiteiten vooral academische beurzen. Dus is het belangrijk om te evalueren of er plaats is voor een topspeler of dat alle topplekken al vergeven zijn.
  5. Het maken van een shortlist met een vijftal eerste keuzes.

Als je al weet dat je studie niet zult afmaken, prof wilt worden en je vooral voor tennis wilt gaan dan zijn alleen de bovengenoemde punten 1, 4 en 5 van belang.

Nog voordat je eindexamenjaar begint neem je contact op met de universiteiten op jouw shortlist, zodat je voor december van je laatste jaar eventueel en indien nodig de universiteiten die positief gereageerd hebben kunt bezoeken. Je kunt dan zien of de omgeving en de sfeer je ligt, de coach iemand is met wie je denkt te kunnen opschieten en of je een goed gevoel hebt bij de academische begeleiding die je geboden kan worden.

Ben je een goede tennisser met een redelijke junior/nationale ranking, maar wil je vooral studeren en dat met sport combineren dan zal je uitgangspunt anders zijn:
1. Kijk vanuit je studierichting en welke plaatsen/staten je het meest trekken.
2. Zet dan de NCAA Div I, II, III, NAIA universiteiten en NCJAA Junior Colleges op een rij die aan je eerste eis voldoen.
3. Vergelijk en selecteer daaruit de universiteiten die je het meest aanspreken.
4. Vergelijk de tennisprogramma’s die ze aanbieden.
5. Vergelijk de mogelijkheden voor beurzen.
6. Maak een shortlist.

Er zijn nog wel een aantal toelatingseisen waaraan je zal moeten voldoen, zoals een acceptabel puntengemiddelde, toelatingsexamens, een Engelse taaltoets en wat papierwerk om als NCAA, NAIA of Junior College/NCJAA tennisser geregistreerd te worden.
Het is daarom belangrijk dat je in beide gevallen de tijd investeert om op tijd een goede keuze te maken en een weloverwogen besluit te nemen.

Een derde mogelijkheid is dat je al op de universiteit zit en je studie zou willen voortzetten in Amerika. In dat geval gelden dezelfde stappen, maar ben je een transfer student en voldoe je academisch gezien aan alle toelatingseisen

Voor meer informatie over college tennis in Amerika kun je een e-mail sturen naar: abbink@tennisencoach.nl