Seminar 2007

Mentaliteit om van te smullen

De succesvolle damescoach Glen Schaap vindt de mentaliteit van de Russische speelsters om van te smullen. Totale toewijding om alles eruit te halen wat erin zit. Bij Nederlandse speelsters mist hij deze instelling en overtuiging vaak. In de toekomst hoopt Schaap iets te kunnen doen voor het Nederlandse damestennis.

Tekst: Marcel Crok
Foto’s: Mart Crok


Als talentvol speler maakte Glen Schaap (39) de hoge verwachtingen niet geheel waar. De rol van damescoach bleek hem veel beter te liggen. Vijftien jaar geleden rolde hij het coachvak in toen Brenda Schultz hem vroeg haar te begeleiden. Twee weken later won ze de Nederlandse Masters en acht maanden later stond Schultz in de top tien van de wereld en speelde ze de Masters in New York.
Daarna werkte Schaap kortere periodes met Jennifer Capriati, de Kroatische Mirjana Lucic (‘het grootste talent waarmee ik gewerkt heb, helaas werd haar carrière gehinderd door privéproblemen’) en de Bulgaarse Magdalena Maleeva. Van 1999 tot 2006 was Schaap de coach van de Russische Nadia Petrova (die in die periode de top tien haalde) en sinds vorig jaar werkt hij met Dinara Safina, het zusje van Marat Safin, die in mei van dit jaar ook de top tien bereikte.
Naast Eric van Harpen en Sven Groeneveld is Glen Schaap de derde Nederlandse damescoach die internationaal zeer succesvol is. Schaap is specialist geworden in het coachen van Oostblok speelsters. Tennistrainer Ronald van der Horst was daarom zeer verheugd dat Schaap op zaterdag 16 juni over zijn ervaringen wilde komen vertellen tijdens het VNT-seminar in Alkmaar. De centrale vraag van het seminar was: zijn Nederlandse spelers te verwend?
Ondanks het vele reizen lijkt Schaap een echte familieman. Naar het seminar waren ook zijn zwangere Zwitserse vriendin en zijn vader meegekomen. John Schaap is een bekende conditietrainer, die vroeger de jeugdige Schultz, Krajicek, Dogger en Schaap afbeulde in het Amsterdamse bos.
Onderstaand interview is gebaseerd op het verhaal dat Schaap in Alkmaar hield, aangevuld met een vervolggesprek twee dagen later tijdens de Ordina Open in Rosmalen. Schaap oogt daar, vlak voor Wimbledon, maar in het gesprek laat hij doorschemeren hoe zwaar en stressvol zijn functie is. Veertien uur per dag in touw voor je speelster, altijd de spanning voor een nieuw toernooi, een nieuwe wedstrijd.
Wat het werkelijke geheim achter het succes van de coach Glen Schaap is, daar heb ik mijn vinger niet achter gekregen. Dat zou ook wel heel bijzonder zijn. Als het al mogelijk was, zou je maanden met hem mee moeten lopen. Maar Schaap licht wel tipjes van de sluier op.

‘Ik heb zelf altijd heel hard getraind. Tussen de oren was ik echter nog niet zover. Ik kon niet een jaar lang van huis zijn. Ik had iemand nodig gehad die mij kon domineren.
Nederland is een enorm sportland. Wij hebben de thrill om te sporten. Ik heb voor sport gekozen en mijn omgeving accepteert dat volledig. Wij Nederlanders zijn echter ook een ongelooflijk verwend volk. Dat is killing in topsport. Ik werk nu negen jaar met Russen. Hun mentaliteit is niet te vergelijken met die van ons, om te smullen.
Wij Nederlanders, westerlingen, kunnen nog wel eens afgeleid worden. Zij, de meiden uit Oost-Europese landen, hebben een veel hardere instelling. En het is heel hard, daar moet je klaar voor zijn. Ik eis van een atleet dat ze die afleiding – uitgaan etc. – opzij kunnen schuiven.
Petrova was daar jarenlang een meester, maar toen de successen kwamen en het geld, liet ze geleidelijk aan de teugels wat vieren. Dat heeft mede geleid tot de breuk.
De samenwerking met Russinnen geeft ook moeilijkheden. Wij zijn open en eerlijk. Deze mensen denken echter puur aan zichzelf. Ze zijn opgegroeid met niks. Ze gaan liever dood dan dat ze iets cadeau geven. Die mentaliteit was er al heel lang. Maar opeens was daar Anna Kournikova, een leuk meisje met een paardenstaart en een goede marketing. Zij was een trendsetter. Andere Russen dachten: “Wat Kournikova kan kunnen wij honderd keer beter.” Dat is uitgekomen, er staan nu 25 Russinnen in de top 100.
De instelling van de Russen is: als je een getalenteerde zoon of dochter hebt, dan geef je alles op om het kind succesvol te maken. Mensen verkopen als het moet hun tv. Nadat Kournikova de trend had gezet, zijn veel andere Russen naar de VS of Spanje verhuisd om daar te leren tennissen.
Ik vergelijk het kind, de speelster, met een formule 1 auto. Je moet er een heel team omheen bouwen. De familie moet je proberen weg te houden. Die gaan manipuleren. Ik weet precies wanneer Safina met haar moeder gesproken heeft. Dan komen de vragen.
Ook angst moet je proberen weg te houden. Drie dagen voor een toernooi komt de angst altijd opzetten. Als jij als trainer op dat moment ook onzeker bent, dan is het einde zoek.
Je wordt een enorme vertrouwenspersoon voor de speelster en vertrouwen brengt succes. Maar die rol is niet beperkt tot tennis. Als je speelster gaat winkelen, vraagt ze jou ook om je mening.
Ik bepaal altijd zelf of ik met iemand wil werken. Zo’n speelster van vijftien, zestien jaar is nog een kind. Ik kijk hoe ze loopt op de baan, hoe ze zich gedraagt, hoe haar mentaliteit is. Ik kijk naar de familie, de ouders, naar vrienden, vriendjes. Dan maak ik een inschatting hoeveel ik met haar kan bereiken.’

Porsche
‘Speelsters zijn vaak van normale komaf en gaan veel geld verdienen. Opeens staat er een Porsche voor de deur. Dat brengt jaloezie met zich mee. Jaloezie is gevaarlijk en komt van alle kanten. Ook kunnen speelsters verwend raken. Daar moet je als coach voor waken. Ik geef ze daarom speldenprikjes, waarmee ik ze laat voelen dat ze zelf ook wat moeten doen. Kleine dingetjes als de baan slepen of hun rackets laten bespannen.
Continu moeten pieken is enorm zwaar. Mijn advies aan Safina was vandaag, vlak voor Rosmalen, dan ook om alle frustratie eruit te gooien. De overgang van gravel naar gras is enorm. Breek desnoods een racket, gooi het eruit. Dat gebeurde vandaag, het eerste racket ging in tweeën. “Die man is niet goed bij zijn hoofd”, denkt u. Maar bedenk hoe hoog die spanning is. Gras is een nachtmerrie voor elke speler. “Gras is voor koeien”, heeft haar broer Safin ooit gezegd. Je krijgt niet de tijd om de bal twintig keer heen en weer te slaan.
Ik ben een technische coach. Ik analyseer en bouw een concept voor een speelster. Safina speelde van achteruit, meer verdedigend dan aanvallend. Ze forceert niet snel. Ze werkt erg hard op de baan, maar het was soms meer lopen dan slaan. We hebben haar slagenarsenaal uitgebreid, ze gebruikt nu alle slagen en redt zich beter uit moeilijke situaties. Ook is haar motoriek sterk verbeterd.
In vergelijking met Petrova is Safina wat getalenteerder. Ze pikt nieuwe dingen gemakkelijk op. Petrova is meer van het herhalen van oefeningen. Ze speelt van nature agressiever dan Safina, meer naar voren gericht. Dit zit ook in hun karakters, Petrova is wat gemener, harder. Safina is behoudender en liever. Te lief eigenlijk, dat moet eruit. Met haar mentale vorming zijn we nog druk bezig.
Ik was pisneidig toen ze van Serena verloor op Roland Garros. Safina was van tevoren bang dat ze van de baan geslagen zou worden. Serena balt altijd haar vuist na een goed punt, midden in je gezicht. Safina zou wat dat betreft wat meer moeten bluffen.’

School
‘Vanmiddag trok ze een gezicht als een oorwurm. Ik moet dan echt uit haar trekken dat ze moe is. Ik heb haar gedwongen om niet te gaan tennissen. Als ik dat niet doe, dan blijft ze gaan. Ze is in één jaar tijd geklommen van plek 25 naar plek 9. Dat heeft velen al verbaasd. Russische journalisten en Eurosport vroegen me wat ze nog meer kan. Nou, ik denk dat ze een Grand Slam kan winnen. Ze heeft goede ogen en als ze nog vijf procent sneller wordt, dan zit het erin. Onze doelstelling is om dit jaar te eindigen op plek 7 en de Masters te halen.
School is in Nederland heel belangrijk. Maar school en topsport gaan tegenwoordig niet meer samen. Rafaël Nadal sprak tot vorig jaar geen woord Engels. Kournikova dacht modellenwerk met tennis te kunnen combineren, maar het kan niet. Het pad dat Haarhuis volgde, eerst middelbare school, dan college tennis in Amerika en dan prof is nu heel moeilijk. De hoeveelheid arbeid die je als speler moet verrichten ligt veel hoger dan tien, vijftien jaar geleden. Drie uur per dag in de boeken duiken zit er gewoon niet in.
Wat niet wegneemt dat de middelbare school belangrijk is voor de ontwikkeling. Veel hangt af van de slimheid van het kind. Als hij of zij heel gemakkelijk leert is het prima om de school af te maken en daarna pas fulltime te gaan tennissen. Zo niet, dan moet je eerder een keuze maken en vol voor je sport gaan.
Ik heb Richard Williams, de vader van Venus en Serena, leren kennen toen die meiden twaalf en dertien waren. Op een heel duur tenniscomplex in Amerika stond een aftandse camper waar de familie in woonde. Daar stonden Venus en Serena de hele dag te knallen. Ik heb nog nooit zoiets gezien. Richard kwam eten brengen. In die tijd zei hij al: “Mijn dochters worden nummer 1 van de wereld als ze achttien zijn.” Dan heb je ballen hoor. Wat een instelling, wat een zelfvertrouwen. Na je tennisloopbaan kan je gemakkelijk nog een studie volgen, heeft hij altijd gevonden. Ze wonen tegenwoordig in een kast van een huis, maar de camper staat nog steeds voor de deur. “Vergeet nooit waar je vandaan komt”, is het motto van Richard.’

Sores
‘Elke tennisser raakt vroeg of laat ziek of geblesseerd. Dat komt omdat spelers nooit rust hebben. Je ziet het nu met Ancic die de ziekte van Pfeifer heeft en Andy Murray, die een polsblessure heeft. Toen ik net met Petrova werkte, ze was negentien en 19e van de wereld, kreeg ze last van een stressfractuur in haar middenvoetsbeentje. Tien maanden was ze uiteindelijk uit de roulatie en na acht maanden deelde haar managementbureau mij mee dat er geen geld meer was voor mijn salaris. Ik ben toen toch bij haar gebleven, heb mijn inkomen laten halveren. Samen hebben we het weer helemaal opgebouwd en een paar maanden na haar rentree haalde ze de halve finale van Roland Garros.
In zo’n tijd leer je ook dat je nooit met jouw problemen naar je speelster moet gaan. Jouw sores is jouw sores. Dat geldt ook voor privéproblemen. Andersom moet een speelster alles bij jou kwijt kunnen.
Een gezonde thuissituatie is heel belangrijk. Schultz’ loopbaan stortte in na de dood van haar moeder. Lucic is jarenlang het spoor bijster geweest vanwege perikelen in het gezin. Je probeert de ouders zo goed mogelijk te coachen. Je legt ze uit dat ze hun kind zoveel mogelijk hun gang moeten laten gaan. Dat ze wachten tot hun kind hen benadert in plaats van andersom. Als de ouders meegaan naar grote toernooien, brengt dat veel onduidelijkheden met zich mee. Ik bewaak de grenzen. Wel kijken bij een training, maar niet op de baan zelf. Ook ben ik er voorstander van dat Safina niet met haar moeder op één kamer gaat.
Dominante ouders zijn heel moeilijk. Angst noem ik het, angst om je kind de vrijheid te geven, angst om zelf niet meer de hoofdpersoon te zijn. Micha Krajicek is een prima persoon om mee samen te werken. Ze is spontaan, ze heeft humor, ze weet wat ze wil, ze heeft talent en zit vol mogelijkheden. Ze heeft een coach nodig. Maar ik weet niet of ze voldoende vrijheid krijgt. Als haar vader het voor het zeggen wil hebben, ben je geen coach, maar een hitting partner. Als coaches moeten wij kunnen ondernemen.
Ik zou graag iets doen voor het Nederlandse damestennis. Het is alleen nog nooit gekomen tot een gesprek met de bond. Je hoort veel over de heren, over Haase, Sijsling en De Bakker, maar je hoort vrijwel niets over de dames. Felius zei ooit tegen me: “Jouw tijd komt nog wel.” Maar inmiddels is hij zelf weg.
In Almere zitten goede coaches. Ik zou alleen dames en heren meer scheiden. Dames trainen met dames, heren met heren. Ik zou zorgen dat Sven Groeneveld en ik altijd ergens terecht kunnen met onze speelsters. Daar kan iedereen van profiteren. Ik zou ook meer samenwerken met academies in bijvoorbeeld Spanje en de Verenigde Staten.’

Streamers

  • Wat Kournikova kan kunnen wij honderd keer beter
  • Nadal sprak tot vorig jaar geen woord Engels
  • Safina kan een Grand Slam winnen


(Bijschriften)
Schaap tijdens een trainingssessie op Rosmalen.

(safina1)
Dinara Safina staat half augustus 14e op de WTA-ranglijst. Ze zal goed moeten presteren op de US Open om de Masters te halen.

(schaap + safina)
Laatste instructies voor de wedstrijd.

 

Nederland watjesland

‘Het fundament voor mentale weerbaarheid ligt in fysieke training. Je voelt je sterk als het goed zit’, hield sportpsycholoog Peter Paul Moormann zijn gehoor voor tijdens het VNT-seminar afgelopen juni. Topsport bedrijf je niet zomaar. Toch is ook de topsporter niets menselijks vreemd. Net als ieder ander heeft hij behoefte aan “loon naar prestatie” en een positief gevoel.

Tekst: Eduard Herkes

Als je topsport wilt bedrijven, moet je er alles voor over hebben. En dat ontbreekt er in ons land nogal eens aan, vindt Peter Paul Moormann. ‘Ik mag het misschien niet zeggen, maar Nederland is een beetje een watjesland. Als het erop aankomt, mis ik die bám.’
De sportpsycholoog, ook bekend als jurylid van het SBS-programma Dancing on Ice, houdt zich in dit kader vooral bezig met presteren onder druk, waarover hij net een boek heeft geschreven: Scoren tussen de oren.
Hij komt vlot en aimabel over, maar Peter Paul Moormann werd als kunstschaatscoach “de beul” genoemd en hij zal de eerste zijn om dat te beamen. ‘Je moet sporters aanpakken om ze tot grote prestaties aan te zetten. Topsport is lijden’, is zijn stelling, ‘Anders moet je er niet voor kiezen.’
Niet dat je altijd per se een beul moet zijn. ‘Je benadering wordt bepaald door wie je tegenover je hebt. Ik heb een pupil gehad die op de training de prachtigste dingen deed, maar het tijdens het voorschaatsen vaak liet afweten. Dan probeer je de druk weg te halen en dat meisje ervan te overtuigen dat ze het wel kan. Dat liet ze vervolgens ook zien.’
Na een carrière als kunstschaatser wordt Moormann in de jaren negentig bondscoach bij de KNSB en begeleidt hij menig topsporter. Daarnaast ontleent hij zijn kennis aan een studie sportpsychologie. Momenteel is hij werkzaam bij de sectie Klinische en Gezondheidspsychologie aan de Universiteit Leiden, waar hij onderwijs in de persoonlijkheidspsychologie en psychodiagnostiek verzorgt. Verder is Moormann voorzitter van de Vereniging voor SportPsychologie in Nederland (VSPN) en verzorgt hij individuele mentale training voor sporters.

Gepamperd
Menig talent heeft hij onder zijn hoede gehad, maar de inzet van de sporters werd toch vaak bepaald door het land waar ze vandaan kwamen. ‘Voor het kunstschaatsen moet je minimaal 20 tot 25 uur per week trainen, maar Nederlandse talenten halen de 15 niet eens. En dan denken ze dat ze kunnen zeggen: we gaan aansluiten bij de subtop. We zakken juist steeds verder weg, want men traint niet genoeg. Ik ben in Rusland geweest, daar wordt zes uur per dag getraind.’
In Nederland vindt men de schoolopleiding belangrijk. ‘Dat is natuurlijk prachtig en goed voor later, maar wil je topsport bedrijven, dan moet ook alles in het teken van die sport staan. Anders haal je de top niet.’
Het frappeerde Moormann dat Nederlandse kunstschaatsers het ondanks hun talent toch niet redden als het erop aankwam. ‘Ik vroeg me af: hoe kan dit? Waarom komt het er niet uit? Nederlandse sporters worden gepamperd’, is zijn stelling, ‘Ze hebben het al goed, dus dat is geen reden om er vol voor te gaan. En in ons land geldt: doe maar gewoon.’
Ook speelt een rol of je hebt leren vechten om je doel te bereiken. ‘Daarnaast heb je nog stoorzenders, zoals vakantie in het wedstrijdseizoen, een relatie, sponsorverplichtingen,’ doceert Moormann.
Maar ook dat is nog niet alles; hij heeft de talenten zien langskomen die toch vooral voor vader of moeder in de sport terecht waren gekomen. ‘Het moet uit jezelf komen.’ En: ‘Er is niets menselijks vreemd aan een sporter. Hij of zij is geen held, ondanks alle prestaties. Een topsporter kan precies dezelfde problemen krijgen als ieder ander. Er zijn bijvoorbeeld talenten die moeilijk onder stress presteren. Dat is een uitdaging voor de sportpsychologen.’ Niet voor niets heeft Moormanns recente boek de titel Scoren tussen de oren meegekregen. Werken aan zelfvertrouwen vindt hij onzin. ‘Het fundament van mentale training ligt in fysieke training. Die moet solide zijn, dan stijgt het zelfvertrouwen vanzelf. Er kan een technisch probleem zijn of iets met de conditie, daar moet je dan aan werken. Want je voelt je sterk als dat goed zit.’

Gedachtentraining
Niettemin blijven er nog tal van aspecten over die met presteren onder druk samenhangen en waar een coach een belangrijke rol in kan spelen, stelt Moormann. ‘Je moet een sporter shapen. Zonder beloning ook geen prestatiegedrag. Je moet hem of haar dus loven om tot prestaties te komen. Dat heeft een prachtig psychologisch effect.’
Een trainer moet veel vragen, maar ook weten wanneer hij gas moet terugnemen. ‘Als een leerling uit vorm is en het niet gaat, zie je dat hij of zij de drang verliest om te presteren. Omdat de moeite niet geloond wordt. Bedenk dan oefeningen waar je pupil goed in is. Zo zie je langzaam het zelfvertrouwen en de lol terugkomen, want sport moet wel leuk blijven. Dat is heel belangrijk.’
Als coach moet je er rekening mee houden dat sporters verschillend kunnen reageren op stress. ‘Of iemand een hoog danwel laag prestatiemotief heeft, hangt samen met de affectregulatie; in hoeverre is een sporter emotioneerbaar door wat hij meemaakt? Met andere woorden: hoevel vat hebben emoties op een persoon. Iemand die weinig emotioneerbaar is, blijkt vaak goed tegen stress te kunnen.’
Invloed hierop heb je als coach door gedachtentraining en emotiemanagement, legt Moormann uit. ‘Met refraining probeer je bijvoorbeeld heftige, nare gevoelens in gewenste gevoelens te veranderen. Dat begint met de aanpak van je gedachten, want wat je denkt, bepaalt hoe je je voelt. Tijdens een wedstrijd flitsen de gedachten door je hoofd. Wat doe je daarmee?’
‘Zwart-witdenken moet je zoveel mogelijk vermijden’, legt Moormann uit. ‘Heel veel sporters denken bijvoorbeeld: “als ik nu niet win, stop ik mijn sportcarrière”. Andere valkuilen zijn overdrijven, selectief abstraheren (bepaalde gedachten of aspecten van bijvoorbeeld het spel van je tegenstander bovenmatige aandacht geven, red.), gedachtenlezen en zelfspraak als “die bal had ik niet mogen missen”. Ze zorgen er allemaal voor dat een sporter in een negatieve spiraal terechtkomt. Ik zeg dan altijd: vertrouw op je gevoel en ga vooral door. Zodra je gaat denken, is het uit. Tennis heeft helemaal veel denkmomenten, dus daar moet je je tegen wapenen.’
Moormann legt zijn stellingen uit aan de hand van de rationeel emotieve therapie (RET), ofwel rationele zelfanalyse. Centraal hierin staan de vier G’s: gebeurtenis, gedachte, gedrag en gevoel. ‘Het begint bijvoorbeeld met een wedstrijd die je moet spelen tegen iemand van wie je vorige keer hebt verloren. “Dat zal deze keer ook wel gebeuren”, denk je. Voor je het weet word je nerveus en sla je de bal in het net of loopt je service niet. Als trainer moet je je leerling uitgebreid uitvragen om te weten wat er precies speelt en vervolgens naar gewenst gedrag en gevoel te kunnen gaan. De zogeheten cameracontrole speelt hierin een cruciale rol;
laat een sporter vertellen wat hij ziet als er een camera op hem gericht zou zijn. Als zijn gedrag hem niet bevalt, vraag hem dan hoe hij het zou willen. “Zoals tijdens de training”, kan hij bijvoorbeeld antwoorden. Daarna vraag ik hoe hij zich wil voelen. Vaak willen sporters een zekere spanning voelen, maar niet zo sterk dat het averechts werkt. Wanneer je denkt “ik zal toch wel verliezen”, moet je zo’n gedachte ombuigen in bijvoorbeeld: “ik zie het als een uitdaging om hem nu te verslaan”. Al moet dat wel reëel en geloofwaardig zijn, anders werkt het niet. Maar dat kan een trainer aangeven op basis van een strategie bijvoorbeeld.’
Moormann geeft toe dat de RET-methode een kant-en-klaar recept lijkt, maar het niet is. ‘In de praktijk is het helemaal niet zo simpel. Je moet als trainer goed nadenken over de aanpak. Je moet het echt analyseren en alles een plaats geven. Dat kost waanzinnig veel tijd.’

[Citaten:]
‘Een topsporter is geen held, ondanks alle prestaties’
‘Zonder beloning ook geen prestatiegedrag’

[openingsfoto Hingis]
Een ontevreden Martina Hingis. © Henk Abbink

[Foto Moormann: een uitsnede maken!]
Peter Paul Moormann tijdens het VNT-seminar op 16 juni jl. in Alkmaar. © Anette Skraastadt