Seminar 2009

Bohm versus Van Galen

Verschillende sporten, verschillende leiderschapstijlen, toch overstegen de onderlinge raakvlakken de verschillen tussen tenniscoach Martin Bohm en waterpolocoach Robin van Galen. Ze ontrafelden hun geheimen tijdens VNT-seminar in Alkmaar. Coaching is belangrijk maar hoeft, zelfs op topsportniveau, geenszins hoogdravend te zijn.

Tekst: Marco Knippen

‘Keep it simple and stupid’. Het onverholen advies van de gerenommeerde tenniscoach Martin Bohm ontlokte gegrinnik bij de aanwezigen tijdens het jaarlijkse M4 Future/VNT-seminar op vrijdag 19 juni in Alkmaar. Toch drong Bohm met zijn vermakelijke oneliner tot de kern door: coaching hoeft, zelfs op topsportniveau, geenszins hoogdravend te zijn. Het raken van de juiste snaar en een duidelijke aanpak, daar draait het in wezen om.
Niet alleen Bohm, die nu ruim drie decennia aan de weg timmert en naast onder meer het inmiddels afgezwaaide Zweedse kwartet Thomas Enqvist, Magnus Larsson, Nicklas Kulti en Mikael Tillström ook John van Lottum begeleidde, probeerde op inzichtelijke wijze de geheimen van het coachen te ontrafelen. Robin van Galen, de gewezen bondscoach van de waterpolosters met wie hij vorig jaar Olympisch goud veroverde, deed eveneens een flinke duit in het zakje.
Wat bleek: in essentie hangt het duo dezelfde filosofie aan. Want hoewel coachen geen kwestie van ‘copy-paste’ is, overstegen de onderlinge raakvlakken de verschillen. Overlap was er mede door de intensieve manier waarop met hun pupillen wordt opgetrokken: Bohm als travelling coach, tot begin dit jaar in dienst van de Britse bond (LTA), en Van Galen die op dagelijkse basis voltijds met zijn internationals werkte.
Ze zeiden en verpakten het misschien net even anders, maar de goede verstaanders konden de linken eenvoudig leggen. ‘Begin pas aan een missie als je het eind in gedachten hebt’, benadrukte Van Galen. Het was een raadgeving die in het verlengde lag van het vertrekpunt van Bohm: ‘Je kunt pas een doel najagen als het concreet is benoemd.’
Ook in de persoonlijke begeleiding zaten er duidelijke overeenkomsten, al kan Van Galen kortweg als een democratische coach worden getypeerd en bestempelde Bohm zichzelf als autoritair. Althans: ‘Op de baan kan ik me als een slavendrijver gedragen, maar daarbuiten probeer ik een aardige vent te zijn.’

Handdoek
Zowel Van Galen, eind 2008 tot coach van het jaar in Nederland uitgeroepen, als Bohm bleken hun pupillen ‘ruimte te geven’. ‘Iedereen heeft af en toe een uitlaatklep nodig’, stelde Bohm.
Van Galen bood bijvoorbeeld in de aanloop naar de Spelen een wisselspeelster die twijfelde over haar interlandloopbaan de vrijheid om maandelijks iets ‘kunstzinnigs’ te doen. Juist die handreiking bleek een gouden zet. De betreffende international bloeide op en ontpopte zich tot een stukje van de puzzel die uiteindelijk in Peking werd gelegd. ‘Als coach zul je eerst iemand moeten begrijpen en daarna zelf begrepen dienen te worden’, meende Van Galen.
Bohm omschreef het als volgt: ‘Een goede coach is een trainer plus mens. Het één mag niet los worden gezien van het ander. Je moet je domweg in de speler kunnen verplaatsen. En om dat te kunnen, moet je eerst jezelf hebben geanalyseerd.’
De kracht van een coach schuilt ook in het je kwetsbaar durven op te stellen. ‘Wees áltijd eerlijk’, beklemtoonde Bohm. ‘Vertel de waarheid, draai er nooit om heen. Zelfs als je iets niet weet, zeg het gewoon. Op de langere termijn betaalt dit zich terug. Want vergeet niet: je eigen gedrag is van invloed op het gedrag van je spelers.’
Die kwetsbaarheid bleek voor Van Galen zelfs de sleutel tot het nimmer vertoonde succes. In de aanloop naar de Spelen leek hij zijn equipe maar niet op de rit te krijgen. Het WK werd als negende afgesloten, waardoor Van Galen - en naar later bleek ook enkele speelsters - zich afvroeg of hij wel de gewenste man op die positie was. ‘Ik had de handdoek kunnen gooien, maar besloot me van m'n gevoelige kant te laten zien en de confrontatie aan te gaan’, aldus Van Galen. ‘Ik liet iedereen opschrijven waarom het niet liep. Er werden uiteraard vraagtekens bij mijn functioneren geplaatst, maar ook werd de hand in eigen boezem gestoken. Door die sessie ontstond er een ongekende saamhorigheid. De speelsters droegen vanaf dat moment medeverantwoordelijkheid en de neuzen stonden dezelfde kant op. Het was niet langer mijn project, maar dat van ons.’
Hetzelfde zag Van Galen vorig jaar bij AZ gebeuren. ‘Louis van Gaal stelde toen zijn positie ter discussie. Hij vroeg zijn spelers op de man af of hij ze als trainer waard was. Dat oogde misschien arrogant, maar dat was het allerminst. En kijk, hij kreeg zijn steunbetuiging en sindsdien sloeg AZ de weg naar het landskampioenschap in.’
Met andere woorden: de verziekte sfeer van het eerste uur maakte, terwijl het inmiddels vijf voor twaalf was, dus plaats voor synergie. Chemie bestond, volgens Bohm, ook tussen het viertal dat hij jarenlang begeleidde en waarbij Thomas Enqvist als mondiale nummer vier en als verliezend finalist bij de Australian Open in 1999 het verst reikte. ‘In de training kon het oorlog zijn, wilden ze niet voor elkaar onder doen en gingen ze tot het gaatje. Maar ze vonden ook steun bij elkaar, er was sprake van support. En niets bleef verborgen, geheimen ontbraken. Frustraties, twijfel, angsten; alles werd gezamenlijk besproken en afgehandeld. Dat zorgde ervoor dat het team het individu sterker maakte.’ Van Galen: ‘In de kleedkamer had ik een tekst opgehangen: Accepteer elkaars verschillen en bewonder elkaars talenten. Het is de essentie van samenwerken in teamverband.’

Snoeihard
De inbreng van de coach in dat proces mag niet worden onderschat, merkte Bohm op. ‘Je neemt een deel van de opvoeding op je. Dat vereist dat je onvoorwaardelijk achter je speler staat. Hij moet voelen dat er tenminste één iemand is die hem onder geen beding laat vallen.’
Bohm onderbouwde het met een anekdote. ‘Thomas Enqvist mocht een keer inspelen met Ivan Lendl. Toen hij aan het net stond, werd er een snoeiharde forehand op hem afgevuurd. De bal miste hem op millimeters. Vervolgens oogde hij als een bevend rietje. Ik zei: ‘Lok Lendl naar het net en doe hetzelfde’. Thomas volgde mijn raad op en haalde verschrikkelijk uit. De bal ging recht op het lichaam van Lendl af en hij werd op de borst geraakt. Lendl ging neer, spelers op de aanpalende banen applaudisseerden. Hij was de gevierde man en bulkte nadien van het zelfvertrouwen.’ Van Galen: ‘Zeg daarom ook nooit: ‘Als we maar niet gaan verliezen’. Sporters verkrampen dan, trekken de handrem aan.’ Bohm: ‘Werk trouwens altijd vanuit de gedachte dat je begint met iets wat ze beheersen. Bouw een kwaliteit tot in de perfectie uit en ga dan pas aan de slechte punten schaven. Ofwel: leer ze eerst kruipen, dan lopen en tot slot rennen.’
Zaak is het te allen tijde de eigen lijn te bewaken. ‘Als je visie geweld wordt aangedaan, moet je ingrijpen’, aldus Bohm. ‘Want laat je je visie los, dan dondert het bouwwerk als een kaartenhuis in.’ Handel daarnaast naar de consequentie van de uitgesproken woorden, vervolgde hij. ‘Ik bepaalde alles in de tijd dat ik met Enqvist, Larsson, Tillström en Kulti werkte: hoe laat en waar te trainen en eten, met wie te sparren, waar te verblijven. Op een gegeven moment verlangden ze meer vrijheid. Ik zei: ‘Staan jullie in de top-50, dan zijn jullie de baas’. Vlak daarna kwamen ze lachend aanlopen met de uitdraai van de wereldranglijst. Ik ging toen bewust achterover zitten en zei: ‘Regel alles dan maar zelf’. Het duurde niet lang voordat ze op hun schreden terugkeerden. Het was meteen einde discussie.’
De speelsters een spiegel voorhouden, deed Van Galen eveneens. ‘We verloren de openingswedstrijd van de Spelen. Mentaal zaten ze er doorheen. Ik stelde ze slechts de vraag: ‘Wat had je beter kunnen doen?’ Die zelfreflectie heeft de ommekeer ingeluid.’

Streamers
Op de baan kan ik me als een slavendrijver gedragen, maar daarbuiten probeer ik een aardige vent te zijn
Een goede coach is een trainer plus mens